Het heeft aan een zijden draadje gehangen of Hugo Kotestein was ten offer gevallen aan de oorlogsomstandigheden in het rampjaar 1672. Woerden zuchtte in het najaar onder de Franse bezetting. Voordat het zover was, lag de stad in een niemandsland. Al in augustus waren Franse ruiters aan de poort verschenen, maar die vertrokken weer toen ze vernamen dat er geen andere Franse soldaten in de stad waren gelegerd. Een paar dagen later kwam de prins (stadhouder Willem III) met zijn gevolg naar Woerden.
Hij was, overigens tegen de zin van de patriotten, benoemd tot kapitein-generaal van het leger. In Woerden hoopten ze dat met hulp van de prins de zwakke verdediging van de stad kon worden verbeterd. Maar die hoop ging niet in vervulling.
Omdat er 100 jaar geen oorlog was geweest waren de wallen, poorten en bewapening verwaarloosd. Ondanks de relatieve rust werden de Woerdense burgers en de omliggende landbouwers geplaagd door de eisen op het gebied van voedsel en voorraden van het Franse leger bij Utrecht. Op 11 september stond opnieuw een Frans garnizoen voor de poort.
Ditmaal namen de soldaten hun intrek in de stad. Ze werden ingekwartierd, soms met 6 tot 8 man tegelijk per huis; uiteraard alles op kosten van de bewoners van de stad. De Fransen begonnen intussen wel aan de gewenste versterking van de verdediging. Bewoners van Woerden moesten hieraan meewerken, zo ook stadstimmerman Hugo Kotestein. Maar ook aan de andere kant zat men niet stil.
Op de avond van 10 oktober rukte het leger van de prins vanuit Nieuwerbrug op richting Woerden. Via een omtrekkende beweging kwam een deel van deze krijgsmacht aan de oost- en zuidkant van de stad om bevoorrading vanuit Utrecht onmogelijk te maken. De troepen aan de westkant volgden de Rijn en bezetten de pannebakkerijen. Dit betekende dat de Fransen waren omsingeld.
Er ontstond paniek onder de 2000 bezetters binnen de wallen. Zo werd een vuur aangelegd in de trans van toren van de Petruskerk om de Franse troepen in Utrecht te waarschuwen. Het werd gezien, er kwam inderdaad hulp, maar het vuur sloeg over op een paar andere huizen. In dit tumult ondernam Hugo Kotestein een poging om de prinselijke troepen op de hoogte te stellen van de situatie in de stad en de details van de vestingwerken waaraan hij had moeten werken.
Hij gaf die brief mee aan een jongen. Want hij schatte in dat hijzelf er nooit in zou slagen zomaar de poort uit te wandelen. Hij volgde de jongen wel en keek vanaf een veilige plek toe. De jongen was waarschijnlijk geen goede toneelspeler en vermoedelijk was hij ook wel bang. Het kostte de Zwitserse huursoldaat aan de poort weinig moeite om de angstige jongen het document te ontfutselen. Dat was het sein voor Kotestein om uit zijn schuilhoek te komen en het stuk uit handen van de soldaat te grissen om het te verscheuren. Maar de poortwachter kreeg hulp, de stukjes werden naast elkaar gelegd en Hugo Kotestein lag in de boeien. Hij werd gevangen gezet in het kasteel. Al kort na het gebeuren werd voor het stadhuis, de normale plaats voor terechtstellingen, een galg opgericht. Het was ook Kotestein duidelijk voor wie het angstaanjagende gezaag en geklop bedoeld was: voor hem.
Maar de eerste dagen gebeurde er niets en ook daarna maakte niemand aanstalten voor een proces of terechtstelling. De vrienden van de architect van het Proveniershuis dat juist in 1671 gereed was gekomen, kregen weer hoop. De pet ging rond en na een maand slaagden ze erin hem vrij te kopen voor de som van duizend rijksdaalders, in die tijd een fortuin. Het zegt iets over het aanzien dat Hugo Kotestein genoot. Hij was zelf ook een vermogend man en behoorde tot de notabelen in kerk en gemeenschap. In de jaren na zijn avontuur bleef hij actief als timmerman/aannemer en was als zodanig ook nog een tijdlang betrokken bij het oprichten van de Woerdense galg. Dit werd bij toerbeurt door de Woerdense aannemers gedaan. Hoe zal hij dat hebben gevonden?
Later was Kotestein ook nog schepen en in die hoedanigheid was het aannemelijk dat hij, naar de mores van die tijd, ook nog wel eens voor de keuze heeft gestaan iemand ter dood te veroordelen. Ik hoop eigenlijk maar dat dit hem bespaard is gebleven.
Bert Bakker - mei 2006